Afbeelding
Foto:

Griet

Afgelopen woensdag hebben we mijn zuster Griet begraven. In de Bijbel staat een verhaal over Jezus, die een kudde zwijnen laat verdrinken, inclusief demonen.

Griet werd de laatste tijd beheerst door demonen, angsten, boosheid, frustaties. Griet was Griet niet meer.

Griet was de oudste van vier kinderen; de overige zijn jongens. Ze was de vrolijkheid zelve, ik zie haar nog op de fiets met een grote witte jurk aan. Het lijkt wel alsof het altijd feest bij haar was. Een lange meid, kort haar, krullekop.

Griet was van Lutjegast, van volleybal, van dorpsfeesten, Griet was van de kerk, van de meisjesvereniging, van de jaarlijkse toneelstukjes. Griet was van het plezier, het donderjagen. Van de logeerpartijen van familie en kennissen.

Griet was van Roelf, twee vrolijke mensen, midden in de samenleving. Ze gaven catechisatie aan de jeugd, in hun eigen huis, dat was gezelliger.

Griet was van dominees, die bij haar aten. Roelf regelde de predikbeurten, Griet, als het zo uitkwam, regelde het eten en drinken en soms sliepen de dominees bij haar.

Griet hielp op de boerderij, hooien, voeren, mennen. Melken deed ze niet.

Maar die Griet verdween langzaam.

Ze verkochten de boerderij en verhuisden naar Grootegast. Iets wat Lutjegast niet begreep. Iedereen mocht verhuizen naar de concurrent, maar Roelf en Griet niet. Dat was verraad, want Roelf en Griet waren Lutjegast. Als je in het keukentje bij het raam zat, kon je net zo goed met de arm omhoog blijven zitten, want elke passant zwaaide, toeterde of riep.

Na de verkoop van de boerderij kreeg Griet een nieuwe woning en daar was ze trots op. Maar toen kwamen ook de demonen.

Dat hoef ik niet uit te tekenen, daar kunt zich wel iets bij voorstellen. De jonge, vrolijke Griet verdween achter de horizon en een angstige, bange Griet kwam er voor terug. Helemaal na het overlijden van Roelf. Ze was de richting van haar leven een beetje kwijt.

Toch niet helemaal, want wat bleef was het geloof. Wel haar eigen, strenge versie, maar dat hebben er meer. Zij putte daar kracht uit. het geloof, maar het geloof als religieuze organisatie stond steeds verder van haar af. Ouderwets kun je het noemen, het was haar houvast in een rommelige, vijandige wereld.

"Jan, we weten waar we heengaan, hè. Dat hebben we geleerd van pa en ma. Ja toch Jan?" "Ja, Griet." Griet wist waar we heengaan.

Ik hoop dat er een God is en dat de hemel de plaats is, waar een ieder terechtkomt in de eindbestemming die hij of zij zelf wil. Dan zit Griet nu naast Roelf aan een keukentafel koffie te drinken en zijn alle demonen in het kanaal verdronken.